Nu het wielerseizoen buiten op de openbare weg niet doorgaat, zijn veel renners veroordeeld tot binnen fietsen op een Tacx of een vergelijkbaar systeem. Hier worden wel wedstrijden op verreden, maar de prijzen worden daar vaak niet door de profs verdeeld. Hoe kan dat?
1. Korte races met kleine pelotons
Een gemiddelde virtuele race duurt lang niet zo lang als een normale klassieker of een etappe in een grote ronde. Dat maakt de inspanning heel anders. Normaal kunnen de profs in de eerste honderdvijftig kilometer rustig infietsen in de buik van het peloton, terwijl de kopgroep zich leegrijdt. Nu is de afstand vele malen korter, waardoor iedereen gelijk alert moet zijn en de eerste aanval al winnend kan zijn. Daaraan zullen veel renners nog moeten wennen.
2. Powerups en andere gekkigheid
In veel virtuele races wordt gebruik gemaakt van powerups. Dit zijn pakketjes die bijvoorbeeld je wattage wat omhoog helpen. Ze hebben niet zo veel invloed op de race als bij Mario Kart, maar ze beïnvloeden de uitslag wel zodanig dat niet altijd de sterkste renner wint. Ook dit is een systeem waar veel profs nog aan moeten wennen, en misschien wel nooit de lol van gaan inzien.
3. Mentale strijd tegen jezelf
Het rijden op zo'n binnenfiets is altijd een soort tijdrit. Je ziet op je scherm wel een peloton, maar ondertussen moet je wel jezelf blijven oppeppen. De renners die hier goed in zijn zijn veelal triatleten en tijdrijders. Niet gek dus, dat Rohan Dennis zijn ploeggenoten van Team INEOS op de pijnbank legde. De mensen die door het jaar heen de dienst uitmaken op systemen als Zwift, trainen hier dus ook heel veel op, waar Egan Bernal en Mathieu van der Poel dat normaal niet hoeven te doen.
4. Imperfect luchtweerstandsysteem
De virtuele systemen maken uitstekend gebruik van het verschil in gewicht tussen renners. Je vult je gewicht in en op basis daarvan wordt berekend hoe hard je moet trappen voor een bepaalde snelheid. Op de klim hebben dus ook hier zwaardere renners nadeel. Over het algemeen gebeurt dit eerlijk, al zullen er ook sukkels tussen zitten die hiermee valsspelen, door hun gewicht te laag in te stellen. Je lichaamsoppervlakte wordt daarentegen überhaupt niet opgevraagd. De luchtweerstand is daar lineair van afhankelijk en de luchtweerstand is op het vlakke, buiten kasseienstroken om, van enorm belang. Iemand met oliepijpleidingen als bovenbenen heeft dus wel het voordeel van al die spierkracht, maar niet het nadeel van al die luchtweerstand.
5. Wonen op hoogte
Veel wielerprofs leven op hoogte. Dat is erg goed om te trainen, want als je gewend raakt aan die ijle lucht, presteer je beter in de wedstrijden die lager liggen, omdat je zuurstofopname versnelt. Als je in je eigen huis een wedstrijd rijdt, is dat natuurlijk andere koek. Het is alsof iemand de laatste etappe van de Tour in Parijs rijdt, terwijl iemand anders hetzelfde aantal kilometer moet rijden op de top van de Mont Ventoux, met veel minder zuurstof. De virtuele kampioenen wonen allemaal op zeeniveau, waardoor Egan Bernal en anderen geen schijn van kans maken. (Foto: Screenshot Zwift)
Ward Hilhorst (Ward@Indeleiderstrui.nl)
Plaats reactie
0 reacties
Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.
Bekijk alle reacties