Column: Wegambities Thibau Nys zijn een zegen voor het veldrijden en tegelijk een doorn in het oog Wielrennen
Wielrennen

Column: Wegambities Thibau Nys zijn een zegen voor het veldrijden en tegelijk een doorn in het oog

Column: Wegambities Thibau Nys zijn een zegen voor het veldrijden en tegelijk een doorn in het oog

Met veel plezier luisterde ik woensdag naar de podcast van Het Nieuwsblad. In De koers is van Ons was Thibau Nys te gast en die stelde andermaal niet teleur. Met dezelfde tongval als z'n pa reflecteerde Thibau op z'n Thibau's op 2021 en keek hij vooruit naar het nieuwe seizoen. Sommige teksten zullen in de wereld van het veldrijden als muziek in de oren hebben geklonken, andere teksten beloofden weinig goeds.

Laten we eerst eens bij de rooskleurige kant van het interview beginnen. Want van Nys gaan we de komende jaren nog een boel zien in de cross. De bijna 19-jarige Belg (op 12 november is hij jarig) praat met veel liefde over het veldrijden. Het is de sport waarin zijn 'papa' Sven jaren domineerde en waarin hij is opgegroeid. Het is de sport waarin hij zijn eerste successen boekte; denk aan zijn wereldtitel, Europese titel én Belgische titel bij de junioren in het seizoen 2019/2020. Nys brandt van de ambitie, getuige alleen al zijn uitspraak over deze crosswinter. 'Dan gaan ze nog verschieten van mij', zei hij vol bravoure.

Interessanter was nog dat Nys alvast de belofte deed dat hij ook in de winter van 2022/2023 een 'volledig crossseizoen' gaat rijden. 'Ik moet geen stappen overslaan', gaf hij als argument. Mooi nieuws, omdat hij volgend jaar misschien à la Tom Pidcock al wel de stap kan maken naar het gevecht bij de elite. Echt nog niet wekelijks, maar het Belgische publiek kan niet wachten om de zoon van Sven eens in de zoveel tijd om een podiumplek te zien strijden. Sta niet gek te kijken als hij er al eens één wint, helemaal in de eerste maanden als de grote kleppers nog niet meedoen, of nog zoeken naar de topvorm.

De liefde waarmee Nys spreekt over het veldrijden, die hoorden we ook terug bij Wout van Aert. 'Als ik mijn hart liet spreken had ik geen vakantie genomen en was ik nu al aan het crossen', zo zei de Belg van Jumbo-Visma. Mathieu van der Poel is het levende bewijs dat liefde voor een sport altijd blijft bestaan, ook als dat kalendertechnisch misschien helemaal niet kan. Toon Aerts en Eli Iserbyt houden er zo van, dat ze in een bomvolle kalender bijna geen wedstrijden overslaan. En er is veel aanwas, wat weleens anders is geweest. Met Nys naast Pidcock misschien wel als hét gezicht van een nieuwe generatie, mag de veldritwereld in z'n handen wrijven. Er staan mooie dingen te gebeuren.

Weg of het veld: een eeuwige spagaat

Toch waren er ook minder rooskleurige teksten van Nys junior in de desbetreffende podcast. Hoeveel hij namelijk ook van het veldrijden houdt, in 2021 kreeg hij met de Europese titel op de weg bij de beloften de bevestiging dat hij op de weg ook kan winnen. Hij noemde het 'een ontdekking', omdat hij zichzelf in staat acht om met zijn explosiviteit en snelle sprint een rol te spelen in de toekomst van het wegwielrennen. Dat zal nog niet voor komend seizoen zijn, want zoals Nys als zei, hij doet het stap voor stap. Tegelijkertijd hebben we bij Van der Poel, Van Aert en Pidcock gezien hoe je kan worden opgeslokt door de weg, zodra de prestaties daar zijn.

Dat er zelfs vanuit de veldrijders pur sang meer en meer gepusht wordt om op de weg te gaan koersen, maakt het niet makkelijker. Quinten Hermans stelde het zelfs zo zwart-wit: Wil Eli Iserbyt ooit meedoen met de wereldtop in het veldrijden, dan zal hij naar de weg moeten. 'Zeker in de laatste helft van crossen merk ik dat de anderen tijdens een lange klim sneller in het zadel moeten zitten en snelheid verliezen dan ik.' Ook Iserbyt zijn ploegbaas Jurgen Mettepenningen ging daarin mee, door te stellen dat hij best een procontinentale status wil aanvragen voor zijn ploeg, als Iserbyt naar de weg wil.

Kun je aan de ene kant zeggen dat je het veld en de weg goed kunt combineren, aan de andere kant begint het steeds meer een spagaat te worden. Van der Poel en Van Aert gebruiken de cross nog louter voor een laatste kick richting het voorjaar, Pidcock is er deze winter ook nog niet aan begonnen. Dat Nys op zijn achttiende al praat over het combineren van de weg en de cross, dat is ergens mooi. Maar het is ergens ook een doorn in het oog voor de veldritsport. Zolang de grote gezichten van de sport het veldrijden zien of gaan zien als opwarmer en bijzaak, zal de cyclocross het blijven afleggen tegen de weg. Of zoals Hermans het zei: 'Toen ik veertiende werd in de Waalse Pijl, was ik daar in eerste instantie niet content mee. Veertiende is niet uitzonderlijk en eigenlijk geen prijs, maar de dag nadien stond ik wel in alle kranten als ‘eerste Belg’. Mocht ik zondag veertiende worden in Overijse, er zou geen haan naar kraaien.'

Betere wegwielrenners betekent mooiere (en kortere) winters

Waar de veldritwereld zich tegelijkertijd aan kan vasthouden, is dat het wegwielrennen ook iets kan brengen. De sport is de afgelopen jaren internationaler geworden, omdat men over de hele wereld wil kijken naar Van der Poel en Van Aert. Het gaat dan misschien alleen nog om december en januari; in die maanden is de cyclocross wel booming business. Doordat zij zo succesvol zijn, trekken mannen zoals Hermans en Nys meer naar de weg dan dat ze misschien tien jaar geleden hadden gedaan. Zij worden daar ook beter, daar zijn genoeg bewijzen voor te leveren. En wie beter wordt, krijgt meer status. Met die status trekken ze vervolgens weer naar het veldrijden, ook als dat een paar weken minder lang is dan gehoopt.

De vraag is dan ook: Wil je Van der Poel, Van Aert, Pidcock en Nys het liefst weer een hele winter (van september tot en met januari) in het veld, met als keerzijde dat ze op de weg niet mee kunnen met de wereldtop? Of nemen we toch genoegen met twee à drie maanden, waarin de crème de la crème van de wielersport naar de cross trekt voor een (kortere) show van ongekende proporties? Zoals gezegd: het is een spagaat, een vraag waar eigenlijk geen goed antwoord op is. En het laat ook meteen zien dat wij niet voor renners kunnen invullen wat ze moeten doen. We kunnen zelf ook niet kiezen tussen topcross en topklassiekers; althans, ik niet. Dat Nys nu al nadenkt over een wegcarrière is voor de veldritliefhebbers eigenlijk veel te vroeg, maar kan wel tot gevolg hebben dat in pak 'm beet 2025 de winnaar van de Amstel Gold Race ook wint in Overijse, door de winnaar van de Ronde van Vlaanderen te verslaan. Ik zeg maar wat.

Het enige scenario waar het veldrijden met deze ontwikkelingen wel over na moet denken, is dat er straks in september en oktober helemaal niemand van naam meer meedoet in de cross, en dan vooral bij de mannen. Als Iserbyt ook gaat nadenken over de weg en Toon Aerts doet dat ook, dan blijft er natuurlijk weinig meer over. De crossen dichter naar elkaar toe schuiven, is geen optie. De kalender is nu al bomvol. In dat opzicht kunnen al die wegambities ook de doodsteek betekenen voor veel crossen die straks een deelnemersveld hebben waar niemand op zit te wachten. En dat allemaal omdat renner na renner ontdekt dat er op de weg veel te halen valt, zelfs als je 18 jaar oud bent. Kortom: een spannende periode voor het veldrijden, dat lijdzaam toeziet hoe het wegwielrennen vooralsnog meer profiteert van de cross dan andersom. Maar dat straks ook weet dat de halve wereld op Nieuwjaarsdag naar de GP Sven Nys kijkt, met de weghelden aan het vertrek...

Bram van der Ploeg (Twitter: @BvdPloegg | e-mail: b.vanderploeg@indeleiderstrui.nl)

Plaats reactie

666

0 reacties

Laad meer reacties

Je bekijkt nu de reacties waarvoor je een notificatie hebt ontvangen, wil je alle reacties bij dit artikel zien, klik dan op onderstaande knop.

Bekijk alle reacties

Meer nieuws