Lefevere hoopt sponsor te overtuigen met contract Evenepoel: 'Geeft me een voorsprong'

Contracten voor meer dan twee jaar worden langzamerhand steeds gebruikelijker in het wielrennen, maar het vijfjarige contract dat Patrick Lefevere met Remco Evenepoel afsloot, is zonder meer een stap verder. ‘Iedereen geeft lange contracten en dan moet je mee’, licht hij zijn beslissing toe aan Het Nieuwsblad.

Volgens Lefevere was er bij de contractonderhandelingen geen druk vanuit het kamp Evenepoel. ‘Absoluut niet.’ De ploegbaas van Deceuninck-Quick-Step wilde met het oog op de toekomst juist zelf zo snel mogelijk zekerheid dat Evenepoel bij de ploeg zou blijven. ‘Je ziet overal dat wielerploegen zich wapenen voor de toekomst en tegen de concurrentie. Iedereen geeft lange contracten en dan moet je mee. Het is verstandiger om te investeren in iemand van 21 dan in iemand van 31, maar in het verleden heb ik nooit zo’n lange contracten gegeven. Drie jaar was altijd het maximum.’

Met Evenepoel hoopt Lefevere in de toekomst een gooi te doen naar de eindoverwinning in een grote ronde. Voordat er aan dat plan verder kan worden gewerkt, moeten de sponsoren van de ploeg echter wel verlengen en dat is voorlopig nog niet het geval. Was het niet handiger geweest om het contract van Evenepoel te verlengen, nadat de sponsors hadden verlengd? ‘Ik heb de volgorde voor één keer omgedraaid, maar het contract met Remco geeft me ook voorsprong. Die kan ik gebruiken om de contracten met de sponsor af te ronden’, legt Lefevere zijn strategie uit.

'Ik verleng de contracten van de coureurs die ik wil houden'

Een renner van Deceuninck die momenteel goed in de markt ligt is Kasper Asgreen, de winnaar van de recente Ronde van Vlaanderen. De Deen wil graag bij de Belgische ploeg blijven en een contractverlenging lijkt slechts een kwestie van tijd. Andere renners bij Deceuninck hoeven echter niet te denken dat Lefevere ook voor hen zomaar de portemonnee trekt. ‘Ik verleng de contracten van de coureurs die ik wil houden, maar niet iedereen moet denken dat ze morgen zullen kunnen bijtekenen.’